Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wie [1]is gelijk de wijze, en wie weet de uitlegging der dingen? [2]De wijsheid der mensen verlicht zijn aangezicht, en [3]de stuursheid zijns aangezichts wordt [4][daardoor] veranderd. 1. Verscheidene zo Hebreeuwse alsook vele overzettingen voegen de eerste woorden van dit vs. aan het laatste vs. van het zevende hfdst. Alsof hij zeide: Het is zeker en gewis, dat een wijs man alle andere mensen in waardigheid tebovengaat, omdat hij alle dingen wel en grondig kan uitleggen en beantwoorden. 2. Dat is, zij maakt hem beleefd en vriendelijk. Anders: Zij geeft hem het licht der kennis, zulks dat hij zeer klaar en bescheidenlijk ziet hoe hij heeft te wandelen en wat hem staat te doen of te laten. Zie hfdst.2 vs.14. 3. Of, wreedheid. Hebr. sterkheid, of hardigheid; dat is, hij legt de felheid of wreedheid af, die zich gemeenlijk in het aangezicht openbaart; zie Deut.28:50; Richt.14:14, en de aantekening aldaar. 4. Te weten door de wijsheid.